Duurzaamheid

Circulaire economie: win-win voor milieu en economie?

By juli 28, 2020augustus 25th, 2020No Comments

Het aantal initiatieven dat inspeelt op het anders omgaan met grondstoffen neemt toe. Circulaire initiatieven variëren van het delen van auto’s via Snappcar tot het huren van kinderkleding via Hulaloop, het refurbishen van medische apparatuur door Philips en het recyclen van tapijten. Het kabinet wil de overgang naar een circulaire economie versnellen. Zij heeft daarbij twee doelen voor ogen: 1) afnemende milieudruk, 2) de vermindering van leveringszekerheidsrisico’s voor cruciale grondstoffen. Daarenboven hoopt het kabinet met de overgang naar een circulaire economie ook kansen voor Nederlandse bedrijven te creëren. Maar welke kansen zijn dat dan? Wat is zo’n circulaire economie precies? In dit artikel gaan we op deze vragen in. Daarnaast geven we, zonder uitputtend te willen zijn, een overzicht van de mogelijkheden en hindernissen die relevant zijn voor accountants en controllers die in aanraking komen met circulaire initiatieven en verdienmodellen.

Ongewenste effecten van grondstoffengebruik
Het wereldwijde gebruik van grondstoffen is de afgelopen eeuw verachtvoudigd, en zal de komende decennia naar verwachting blijven toenemen (Krausmann et al., 2009; UNEP, 2016). Het stijgende grondstoffengebruik gaat gepaard met twee soorten problemen. Ten eerste leidt een stijgend grondstoffengebruik tot een verdere toename van de nu al hoge druk op milieu en natuur. De winning, verwerking, het gebruik en het afdanken van grondstoffen, halffabricaten en producten veroorzaakt verschillende vormen van milieudruk. Daarbij gaat de aandacht vaak uit naar broeikasgasemissies (CO2-uitstoot) en afval, maar ook andere vormen van milieudruk zijn relevant. Denk bijvoorbeeld aan de gevolgen van mijnbouw of landbouw voor de kwaliteit van lucht, bodem en water. Toenemende milieudruk leidt onder andere tot klimaatverandering, biodiversiteitsverlies, en uitputting en aantasting van natuurlijk kapitaal (IRP, 2019).

Ten tweede neemt door het stijgende grondstoffengebruik de schaarste aan grondstoffen toe. Die schaarste is met name een zorgpunt bij grondstoffen die vanwege de combinatie van leveringsrisico’s en hun economisch belang als kritiek worden aangeduid – dit zijn bijvoorbeeld antimoon, kobalt, indium, en natuurlijk rubber (EC, 2017). De schaarste van dergelijke kritieke grondstoffen is doorgaans niet het gevolg van de fysieke uitputting van de in de aardkorst opgeslagen voorraden grondstoffen (Bastein & Rietveld, 2015; Van Exter et al., 2018; PBL, 2011). Er zijn andere factoren die mogelijk leiden tot schaarste. Sommige grondstoffen worden bijvoorbeeld in moeilijk toegankelijke gebieden gewonnen of voor geopolitieke doeleinden gebruikt. Ook kan het zijn dat de grondstoffen in slechts enkele bronlanden voorkomen of onderhevig zijn aan flinke prijsschommelingen.

Circulaire economie als oplossingsstrategie
Deze problemen verklaren de toegenomen aandacht voor ‘circulair’. Een circulaire economie is dan ook geen doel op zich, maar een middel om de milieudruk en de leveringszekerheidsrisico’s van grondstoffengebruik te verminderen.

In een circulaire economie staat het efficiënter gebruiken van grondstoffen centraal (PBL, 2018). In essentie worden er in een circulaire economie zo min mogelijk grondstoffen gebruikt. Dat is op verschillende manieren te realiseren. De circulariteitsladder in de figuur, ook wel R-ladder genoemd, toont daarvoor verschillende strategieën (zie figuur 1). Als vuistregel geldt dat de R-strategieën hoger op de ladder meer grondstoffen besparen en daarmee meer milieuwinst opleveren (Potting et al., 2016).

Er zijn allerlei bedrijven die deze R-strategieën in de praktijk brengen. Denk aan deelplatforms, zoals Peerby (rethink), circulaire douches die tot wel 90% aan water besparen (reduce), kringloopwinkels die producten voor hergebruik aanbieden (reuse), modulaire telefoons waarvan de levensduur eenvoudig(er) is te verlengen (repair), en plastic flessen die bijna geheel van gerecycled materiaal zijn gemaakt (recycle) (PBL, 2019). Volgens een eerste meting zijn er in Nederland ongeveer 85.000 circulaire bedrijven. Het merendeel van deze circulaire bedrijven is niet nieuw – garages, fietsenmakers en kledingreparateurs werken allemaal aan het verlengen van de levensduur van producten.

Hoge verwachtingen voor circulaire verdienmodellen
De hoogste verwachtingen voor het radicaal verminderen van de milieudruk en het grijpen van economische kansen zijn voor innovatieve circulaire activiteiten. Zo zijn er bedrijven die met nieuwe technieken secundair basisplastic kunnen maken met een kwaliteit die nauwelijks van nieuw is te onderscheiden.

Een andere, belangrijke vorm van innovatie zijn innovaties in bedrijfsmodellen. In dit kader wordt veel verwacht van verdienmodellen waarin producten worden aangeboden als dienst in plaats van ze te verkopen. De verwachting is dat dit bedrijven en klanten stimuleert tot verlenging van de levensduur van producten alsook aanzet tot hoogwaardige recycling van materialen. Hierdoor zijn er minder nieuwe producten en daarmee minder materialen nodig om te kunnen voorzien in de vraag naar een bepaald product of specifieke dienst. Voor veel bedrijven vormt verkoop op dit moment echter nog de kern van het verdienmodel; de winst wordt vergroot door meer te verkopen. Een belangrijke vraag is dan óf, en onder welke voorwaarden de verschuiving van betalen voor bezit naar betalen voor gebruik daadwerkelijk bijdraagt aan milieuwinst. Hierna schetsen we de mogelijkheden en hindernissen op basis van eerder onderzoek van het PBL (Remmerswaal et al., 2017; PBL, 2019).

Verschuiving van bezit naar gebruik
De acht koplopers die wij in eerder onderzoek hebben geïnterviewd, zien economische kansen in de verschuiving van bezit naar gebruik. Dit zijn uiteenlopende bedrijven die een product-als-dienst leveren in markten waar dat niet standaard is, zoals MUD Jeans (bood een jeansabonnement aan), Bundles (biedt abonnementen op koffiezetapparaten, wasmachines en meer aan), Philips (biedt licht-als-dienst aan) en Gispen (heeft een terugkoopmodel om meubels weer in te nemen en een tweede leven te geven) (Remmerswaal et al., 2017). Specifiek verwachten ze meer continuïteit van inkomsten over langere perioden en een grotere omzet. In het geval van industriële goederen worden contracten vaak voor een langere periode aangegaan. Hoewel er bij consumptiegoederen vaak kortere contracten worden gebruikt, is er een kans op verbeterde klantloyaliteit. MUD Jeans gaf bijvoorbeeld aan dat 80% van de klanten terugkeerde na het eerste jaarcontract. De grotere omzet volgt uit aanvullende diensten (onder andere advies, onderhoud en reparatie) die gedurende de hele gebruiksperiode voor terugkerende inkomsten zorgen.

De geïnterviewde bedrijven stellen dat de verschuiving van bezit naar gebruik bijdraagt aan hun onderscheidend vermogen. Als koplopers in hun branche hebben deze bedrijven nog niet veel concurrenten die ‘gebruik’ in plaats van ‘bezit’ aanbieden. Na verloop van tijd zal dit onderscheidend vermogen afnemen. Zo verwacht Mitsubishi Elevator Europe (MEE) – die geen liften verkoopt, maar ‘verticale mobiliteit’ als dienst aanbiedt – dat het nieuwe verdienmodel in de liftindustrie een voorwaarde gaat worden om zaken te kunnen blijven doen.

Verdienmodel en milieuwinst
De milieuwinst die uiteindelijk wordt gerealiseerd, is lastig vooraf te voorspellen. Dit is ten eerste afhankelijk van de mate waarin gebruikers en aanbieders daadwerkelijk inzetten op levensduurverlenging. Ten tweede is de specifieke uitwerking van het verdienmodel hiervoor belangrijk. Zo gaan veel modellen voor huurkoop en terugkoop uit van een gegarandeerde restwaarde van producten. Het uitgangspunt daarvoor is de waarde die na gebruik met enige zekerheid overblijft: de recyclewaarde van de materialen in het product. Deze is doorgaans echter veel lager dan de waarde van het product als geheel. Daardoor ontbreken prikkels voor goed onderhoud en verlenging van de levensduur.

Als daarentegen de beoogde restwaarde voor terugkoop wordt gehanteerd, hebben zowel de klant als het bedrijf belang bij optimalisering van onderhoud en hergebruik. Bij onder andere kantoormeubelbedrijf Gispen zien we dat deze prikkel de kans vergroot dat een product wordt hergebruikt. Dit is relevant, omdat hergebruik in de regel meer oplevert voor het milieu dan recycling.

Beprijzen van milieugebruik
Van de mogelijkheden voor circulaire verdienmodellen verleggen we nu de aandacht naar hindernissen voor een meer circulaire bedrijfsvoering en verdienmodel. Ondanks de hoge verwachtingen en potentiële voordelen zijn veel circulaire verdienmodellen nog kleinschalig (met name in de consumentenmarkten). Een belangrijke belemmering voor circulaire producten en diensten is dat de milieubelastende effecten van productie en consumptie niet (volledig) in rekening worden gebracht. Hierdoor zijn er minder prijsprikkels om efficiënter om te gaan met grondstoffen en renderen investeringen in grondstoffenbesparende producten en diensten niet of onvoldoende (Vollebergh et al., 2017; SER, 2016). Als milieugebruik wel is geprijsd, kan het financieel aantrekkelijker zijn om bijvoorbeeld secundaire materialen (recyclaat) te gebruiken of producten te repareren in plaats van nieuwe te kopen.

Belemmeringen voor circulaire bedrijven
Het beprijzen van milieugebruik neemt echter niet alle belemmeringen voor circulaire verdienmodellen weg. Zo belemmeren Europese en nationale regels het gebruik van reststromen als materiaal voor de productie van nieuwe producten. De regels verplichten bedrijven die deze reststromen willen verwerken tot nieuwe materialen of producten om een afvalverwerkingsvergunning aan te vragen. Dat creëert extra administratieve verplichtingen en kosten. We stippen hierna nog enkele belemmeringen aan die specifiek zijn voor circulaire verdienmodellen.

Voorkeur voor bezit en nieuw
De geïnterviewde koplopers geven aan dat klanten nog gewend zijn aan koop en bezit van producten. Voor veel consumenten levert bezit vaak een immateriële toegevoegde waarde, zoals (bijdrage aan) eigenwaarde, aanzien of status in het geval van bijvoorbeeld de aanschaf van een nieuwe auto of de nieuwste smartphone (Tukker, 2015). Gebruik in plaats van bezit van producten wordt vaak gezien als minderwaardig of onaantrekkelijk. Zelfs als een product-als-dienst in totaal goedkoper is, kennen veel consumenten een grotere waarde toe aan bezit.

Daar komt bij dat veel klanten een negatieve perceptie hebben van de kwaliteit van gebruikte producten. Bovendien gaan consumenten in het algemeen minder voorzichtig om met gehuurde of geleasede producten (Tukker 2015). Hierdoor kan de levensduur van deze producten korter uitvallen. Vaak is status, en niet de technische levensduur, bepalend voor de gebruiksduur van producten (Allwood et al., 2013; Jonker et al., 2016). Deze aspecten maken het voor diensten moeilijker om te concurreren met traditionele verkoop.

Solvabiliteit
In veel markten wordt de financiële gezondheid van bedrijven bepaald aan de hand van de solvabiliteit. Een bank vraagt bijvoorbeeld naar de solvabiliteit als een bedrijf een kredietaanvraag doet. Bij de huidige rekenmethode hebben product-als-dienstinitiatieven een lage solvabiliteit. In hun bedrijfsvoering hebben ze relatief veel voorraden nodig, wat een relatief grote initiële investering vergt. De restwaarde van de voorraden wordt vervolgens aanzienlijk lager ingeschat als producten na een eerste gebruiker terugkomen bij de aanbieder. Bij product-als-dienst-initiatieven staat echter het onderhouden van producten, het opnieuw op de markt brengen en daarmee het verlengen van hun levensduur centraal. Door de (te) lage inschatting van de restwaarde van producten, komen product-als-dienstbedrijven als ‘financieel ongezond’ uit de solvabiliteitsberekening. Dit schrikt investeerders af.

Afschrijvings- en btw-regels
Belastingvoordelen stimuleren bedrijven vaak om hun producten en machines zo snel mogelijk af te schrijven. Daardoor neemt de waarde van gebruikte producten en machines eveneens snel af. Dit belemmert verdienmodellen die uitgaan van levensduurverlenging. Gispen gaf zelfs aan dat zij in sommige gevallen de waarde van teruggenomen meubels hoger inschat dan de restwaarde die aan klanten werd betaald (Copper8, 2019).

Ook btw-regels hinderen de ontwikkeling van product-als-dienst-initiatieven. Het btw-tarief voor nieuwe en gebruikte producten is namelijk gelijk. Klanten zijn doorgaans niet bereid meer te betalen voor gebruikte producten. Het gelijke btw-tarief maakt het moeilijker om gebruikte of opgeknapte producten tegen een aantrekkelijke prijs aan te bieden. Een verlaagd btw-tarief voor gebruikte producten en materialen zou kunnen helpen deze hindernis te verminderen.

Tot slot
Circulaire verdienmodellen combineren in beginsel een lagere milieudruk met economische kansen. Win-win is echter geenszins gegarandeerd en hangt ten eerste sterk af van de specifieke invulling van het verdienmodel. Zolang milieugebruik echter onvoldoende is beprijsd, staan milieusparende verdienmodellen op achterstand in vergelijking met traditionele (vervuilende) praktijken. Hier ligt een duidelijk taak voor de rijksoverheid. Ten tweede vormen de consumentenvoorkeur voor bezit alsook bestaande financiële regels en gebruiken stevige hindernissen voor de overschakeling naar een circulaire economie.

Is het de moeite waard om op circulair in te zetten gezien de vele hindernissen? Of is het een trend die wel weer zal overwaaien? Voor een inschatting hiervan mogen we ons realiseren dat de gedachte van een circulaire economie niet nieuw is. Met het oog op de toenemende milieudruk werd in de jaren zestig van de vorige eeuw al gepleit voor een ruimteschipeconomie in plaats van de heersende wegwerpeconomie (Boulding, 1966).1 Ook voorgaande kabinetten hebben ambities gehad die vergelijkbaar zijn met een transitie naar een circulaire economie. Zo bevat het eerste Nationaal Milieubeleidsplan (VROM, 1989) het voornemen de kringlopen te sluiten. En aan het begin van deze eeuw vond de Nederlandse regering dat stevig moest worden ingezet op ontkoppeling: een toenemende productie realiseren met een afnemend gebruik van natuur en milieu. Kortom, steeds weer ontwikkelen we met fris elan nieuwe strategieën, gebruiken we nieuwe buzzwords en nemen we nieuwe beleidsmaatregelen die de ervaren milieuproblemen moeten aanpakken (Dietz, 2019). Nu is het leidende concept circulaire economie. De naamgeving (van de benadering) mag dan om de zoveel tijd veranderen, de milieudruk die ons telkens tot actie brengt, is nog niet of in onvoldoende mate verminderd. Denken in kringlopen heeft zo bezien nog niets aan relevantie verloren. Daarmee lijkt het streven naar een circulaire economie vooralsnog een ‘blijvertje’.

Auteurs
Frank Dietz is hoofd Circulaire Economie (CE) bij het Planbureau voor de Leefomgeving. Hij is verantwoordelijk voor kennis over strategieën voor verduurzaming en een circulaire inrichting van de economie. Met die kennis verricht het PBL evaluaties van CE-beleid van de rijksoverheid.

Maikel Kishna is wetenschappelijk onderzoeker bij het Planbureau voor de Leefomgeving. Zijn eerdere onderzoek richtte zich onder andere op het identificeren van innovatieve initiatieven, het concretiseren van en reflecteren op CE-beleidsdoelen en het analyseren van kansen en belemmeringen.